Elektriciteit en gas aansluitingen worden opgedeeld in kleinverbruik en grootverbruik. Deze indeling is o.a. van belang voor de rechtsbescherming van de verbruiker. Ook wordt met deze indeling de mogelijkheid om over leveringsvoorwaarden te kunnen onderhandelen bepaald.
Of je groot- of kleinverbruiker bent wordt bepaald door de capaciteit van jouw elektriciteits- of gasaansluiting.
Elektriciteit aansluiting
Voor elektriciteit is de grens van klein- naar grootverbruik gelegd op een aansluitwaarde van 3 x 80 Ampère. Als een aansluiting een aansluitwaarde heeft van meer dan 3 x 80 Ampère dan is de aansluiting grootverbruik. In alle andere gevallen is de aansluiting kleinverbruik. Ter vergelijk; een gemiddelde consument heeft een installatie van 1 x 35 Ampère of 3 x 25 Ampère.
De aansluitwaarde geeft aan hoeveel energie op elk moment maximaal kan worden afgenomen. Deze hoeveelheid wordt begrenst door de fysieke eigenschappen van de elektriciteitsinstallatie (de bekabeling en bemetering). Met zekeringen die de spanning uitschakelen als de stroom te hoog wordt, wordt schade aan de bekabeling door overbelasting voorkomen.
Grootverbruik is niet altijd gelijk aan veel verbruik
De hoogte van de aansluitwaarde zegt overigens niets over het werkelijke verbruik. Het kan voorkomen dat aansluitingen met een niet al te hoog totaal jaar verbruik toch worden ingedeeld bij grootverbruik.
Het maximale vermogen zal meestal slechts op korte momenten nodig zijn. Ook zal dit vermogen ruim beneden de aansluitwaarde moeten liggen om te voorkomen dat telkens de zekeringen uitschakelen. Een bedrijf met machines die gedurende een korte tijd, bij het inschakelen, een groot piekvermogen hebben moet een aansluitwaarde hebben die deze piekbelasting minimaal aankan. Na het aanschakelen draaien de machines verder op het normale lagere vermogen. Hierdoor zal het energie verbruik het grootste deel van de tijd ruim onder het piekvermogen liggen.
De kwalificatie grootverbruik houdt dus niet automatisch in dat het verbruik ook groot is. Een voorbeeld is een camping die in het zomerseizoen veel gasten heeft die gebruik maken van het elektriciteitsnet. De elektriciteitsinstallatie moet zijn voorbereid op het maximale energie verbruik op de momenten dat de camping volledig bezet is. Na de zomer is de camping leeg en is het elektriciteitsverbruik minimaal.
Drie fasen of draaistroom
De “3 x” bij 3 x 25 Ampère staat voor 3 fasen spanning ook wel draaistroom of krachtstroom genoemd.
Bij een 1 fase aansluiting (bijv. 1 x 25 Ampère) is er 1 kabel met een nul en 1 kabel waarop een wisselstroom staat t.o.v. de nul. De spanning heeft een frequentie van 50Hz. Dat wil zeggen dat de spanning een sinus vorm heeft die zich 50 keer per seconde herhaalt. De spanning begint op 0V loopt op naar een maximum van 325V, terug naar 0V, naar -325V en vervolgens weer naar 0V. De spanning beweegt dus tussen 325V en – 325V. Effectief (als je de spanning zou omzetten in een constante gelijkspanning) is dit 230V. Bij 25A is het maximale verbruik P = U x I = 230 x 25 = 5750W of 5,75kW.
Als er veel elektrische apparaten aanwezig zijn of apparaten met een hoog maximaal verbruik dan wordt de installatie meestal met drie fasen uitgevoerd. Dit gebeurd tegenwoordig standaard bij nieuwbouw. Dit omdat er steeds meer elektrische apparaten gebruikt worden en vaker gekookt wordt op inductie. Ook is er voor het opladen van een elektrische auto een drie fase aansluiting nodig.
De elektriciteit wordt bij een drie fase aansluiting via 3 verschillende kabels aangeleverd. De wisselstroom van elk van de kabels is steeds 120° in fase verschoven. De spanning tussen elke kabel (fase) en de nul is net als bij een 1 fase effectief 230V. De spanning tussen 2 fasen is effectief 400V.
Het maximale vermogen dat verbruikt kan worden ligt bij een drie fase aansluiting 3 keer zo hoog als bij een 1 fase aansluiting met dezelfde stroom doorlaatwaarde. Zo kun je met een aansluiting van 3 x 25A bijna net zo’n hoge piek vermogen afnemen als bij een installatie van 1 x 80A.
Bij 3 fasen kan net als bij 1 fase gebruik gemaakt worden van 230V. De fasen worden verdeeld over de groepen in de meterkast. Een bijkomend voordeel is dat niet alle elektriciteit uitvalt als de hoofd zekering van 1 van de fasen afslaat. Dat gebeurd soms ook op wijk nivo waarbij de elektriciteit op 1 fase voor de hele wijk uitvalt. Heb je 3 fasen dan heb je op de overige 2 nog elektriciteit.
Elektrische apparaten met hoog verbruik
Heb je elektrische apparaten met een hoog verbruik, zoals een inductie kookplaat of een sauna, dan worden deze meestal op alle 3 de fasen aangesloten. Het vermogen wordt dan verdeeld over de fasen. De aansluitwaarde hoeft dan niet zo hoog te zijn als bij een 1 fase aansluiting. Bij inductie koken is het maximale vermogen al snel 7kW, bij 1 fase zou je daar een aansluiting van minimaal 31A voor nodig hebben. In praktijk zou dat dan 1 x 35A worden.
Je houdt dan bij die piekmomenten nog slechts 4A (goed voor ca. 0,9kW) over voor al het overige elektriciteitsgebruik. Door drie fasen te gebruiken zou 11A al voldoende zijn. Bij 3 x 25A houdt je dan nog ruim voldoende capaciteit over voor het overige energieverbruik.
Gas aansluiting
De grens voor grootverbruik bij gas lag in het verleden op een verbruik van 170.000 m3 per jaar. Omdat het verbruik per jaar kan verschillen bleek dit een lastig onderscheid te zijn. Een groep aansluitingen die met het verbruik rond deze grens zaten waren het ene jaar grootverbruik en het andere jaar kleinverbruik. Bedrijven die tijdelijk niet operationeel waren vielen soms terug van groot- naar kleinverbruik. Als ze dan weer operationeel waren konden ze opeens weer grootverbruik worden. Contract afspraken waren dan lastig omdat de indeling in groot- of kleinverbruik daarin een grote afweging is.
Omdat deze manier van indelen teveel problemen en onduidelijkheden gaf is de manier waarop gas aansluitingen worden ingedeeld per 1 juli 2011 aangepast. Net als bij elektriciteit is deze nu gebaseerd op de maximale hoeveelheid energie die per tijdseenheid kan worden afgenomen. Het werkelijke verbruik is niet meer van belang.
De grens voor de maximale hoeveelheid gas wat kan worden doorgelaten is gesteld op 40 m3 per uur (G25). Bij meer dan 40 m3 per uur is de aansluiting grootverbruik anders kleinverbruik.
Verschil tussen groot- en klein verbruik
Vergunning plicht
Om in Nederland energie te mogen leveren aan kleinverbruikers heeft een energiebedrijf een leveringsvergunning nodig. Deze vergunningen worden verstrekt door de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa). Voor het leveren van energie aan grootverbruikers geldt deze eis niet. De bescherming van kleinverbruikers is daarmee strenger dan die voor grootverbruikers. Van grootverbruikers wordt meer eigen verantwoording verwacht.
Onderhandelen over leveringsvoorwaarden
Een grootverbruiker kan met leveranciers onderhandelen over de leveringsprijs en andere voorwaarden. Ook mag een grootverbruiker voor gas zelf de programma verantwoordelijkheid voeren over het eigen verbruik of dit uitbesteden aan een programma verantwoordelijke naar keuze.
Manier van afrekenen
Een grootverbruiker zal over het algemeen maandelijks worden afgerekend door de energieleverancier op het werkelijke verbruik. Vaak ontvangt een grootverbruiker een apart factuur van de netbeheerder voor de netwerkkosten. Bij kleinverbruikers zal dit vrijwel altijd een gecombineerd factuur zijn wat door de leverancier wordt opgemaakt.
Een kleinverbruiker zal normaal gesproken maandelijks een voorschot betalen en jaarlijks worden afgerekend. Bij de afrekening worden dan de betaalde voorschotten verrekend.
Boete bij contractbreuk
Bij kleinverbruik wordt nog de opdeling naar zakelijk en consument gemaakt. Deze indeling is van belang voor de opzegvergoeding bij voortijdig beëindigen van een contract. Voor kleinverbruik consumenten is deze opzegvergoeding gemaximeerd door de overheid, voor zakelijk en grootverbruik niet.